maandag 21 september 2009

Reisverslag centraal Vietnam


We zitten ’s avonds in het vliegtuig van Vietnam airlines en op het laatste moment zijn ze nog aan het sleutelen (vijzen aan het indraaien) aan de vleugel van het vliegtuig. Alles goed, hopelijk wel, OK, we kunnen opstijgen. Uit de lucht zie je duidelijk verschillende dorpen met daar rond de rijstvelden. Toen we over de zee vlogen was het donker geworden en zagen we grote witte lichten. Dit zijn lichten die de vissers gebruiken.

In Hué kwamen we in contact met de locale gids Ai. Oei, die had misschien een duveltje gedronken of het was een geboren stand-up comedian. Zijn buikje was ook iets dikker dan een doorsnee Vietnamees. Over het algemeen zijn de Vietnamezen klein, mager en zijn ze zeer lenig.

Bij een wandeling in Hué werd je direct lastig gevallen door de mannelijke bestuurders van riksja’s, die U een taxirit aanboden naar de meisjes van plezier. Er was zelfs een motorrijder die constant naast U aan het rijden was en hij bleef maar aandringen om u te vervoeren naar de tempels van plezier. Alé, 20 dollar voor een boem boem. Gewoon negeren, dan geven ze het op.

Aan ons hotel in Hué ligt de Parfum rivier of Rivier der Geuren. Deze rivier deelt de stad in tweeën en mondt 13 km verderop in de zee uit. Deze stad telt ongeveer 270000 inwoners. Hué is een middelgrote en sfeervolle stad met een rijk verleden. Het is ook een universiteitsstad. Aan de ene kant van de rivier ligt het moderne gedeelte van Hué. Hier zijn er geen limieten op het bouwen. Aan de andere kant van de Parfumrivier ligt het oude stadsgedeelte van Hué en mag je niet hoger dan 9 meter bouwen. Dit is ook beschermt door de Unesco.

In Vietnam zijn er scholen van de staat en zijn er ook privé scholen. Het onderwijs in de staatsscholen is gratis en in de privé scholen moet je alles zelf betalen. Een van de tradities is dat de leerlingen op een welbepaalde dag een cadeau kopen voor de leraren en professoren om hun te bedanken voor hun belangrijke rol die ze spelen in de maatschappij. De ouders spelen daarentegen een belangrijke rol thuis bij de opvoeding van de kinderen.

We zijn op een kleurrijke geschilderde boot gestapt, die aan ons hotel gelegen was. Deze boot was versiert met 2 drakenkoppen vooraan. De schipper zat vooraan aan het stuur en de assistent stond op de uitkijk. Van zodra er een politieboot in zicht kwam mochten we vooraan op de boot niet meer staan. Onze boot en andere drakenboten varen direct naar deze politieboot toe en de assistent gaf geld aan de agent op deze politieboot. Zo waren er twee plaatsen waar men op deze rivier moest betalen. De politieagent zat goed verscholen in zijn boot en zag volgens mij toch niet het passerende bootverkeer.

De rivier is tamelijk breed en we varen onder 2 verschillende bruggen, waaronder een spoorwegbrug. Haar naam dankt de Parfumrivier of Rivier der Geuren aan het aangenaam ruikende bos in het gebergte waar de rivier ontspringt. Maar er zouden nog andere legendes zijn, die vertellen hoe de rivier aan zijn naam kwam. Een boottocht op de rivier is een prima gelegenheid om het leven van dichterbij mee te maken. Je ziet op de rivier sampans gegroepeerd bij elkaar liggen. Men woont op deze boten en zo zag ik ook dat men van op deze boten de was deed in de Parfum rivier. Op het water zie je ook de sampans varen en ze zijn tot nok toe gevuld met zand, grind, brandhout of met andere goederen. Je ziet dat het de vrouwen zijn die de sampans, met behulp van een lange stok, handmatig voort duwen.

We meren met onze boot aan bij de achthoekige Phuoc-Duyenstoepa langs de Parfumrivier.
Er was geen parkeerplaats meer voor onze drakenboot. Eventjes op een andere boot stappen om aan land te komen.

Deze achthoekige toren werd vroeger door een keizer gebouwd en geldt als herkenningsteken van Hué. De zeven verdiepingen van de spits toelopende toren zijn gewijd aan een reïncarnatie van Boeddha. Links van de stoepa staat een reusachtige klok. In het gebouwtje rechts van de toren staat een stèle boven op een reusachtige schilpad van marmer. Eventjes over het kopje van de schilpad wrijven. Het zou geluk brengen. Achter de toren is er een toegangspoort met drie ingangen die leiden naar een tuin. Op de muren zie je prachtige kleurrijke wachters. Achter de poort staat er een tempel met boeddhabeelden. Ik merkte een lachend en bronzen beeld van Boeddha op. In de tempel staan er beelden van boeddha’s van het heden, het verleden en de toekomst. Je zag er ook mensen bidden. Je zag hier ook een kind regelmatig op een klankschaal slaan.

Een beetje verder kan je een wagen zien, waarmee er een 66 jarige monnik naar Saigon (of Ho Chi Minh stad) is gereden, op weg naar zijn dood door zelfverbranding. Het was een daad van protest tegen het dictatoriale en antiboeddhistische bewind van de katholieke president Diem. Je kon hier achter de vooruit van de wagen de foto zien van de brandende monnik. Je zag hier andere monniken nog rondlopen. Aan de schors van de bomen zag je dat er reusachtige vruchten aanhingen. (nl vruchtbrood)

Daarna zijn we een bezoek gaan brengen aan het Citadel, de Keizerlijke stad en de Verboden Purperen stad langs de Parfumrivier. Hier heerste vanaf 1802 de Nguyen dynastie. Er was ook verzet tegen de invloed en overheersing van de Fransen. De Fransen stuurden de opstandige vorsten in ballingschap. Op 24 augustus 1945 deed de laatste keizer van de Nguyen dynastie afstand van de troon. Het aftreden van de keizer betekende formeel het einde van anderhalve eeuw keizerlijk gezag. We komen via een toegangspoort in het Citadel. Een 6 m hoge en 20 m brede wal ommuurt een gebied van 520 ha. Rond deze muren loopt er nog een gracht. Net binnen het Citadel en voor de muren van het keizerlijke paleis zag je 4 kanonnen. Aan de ander kant staan er nog vijf. De vier kanonnen staan voor de jaargetijden en de andere vijf voor de elementen water, vuur, aarde, metaal en hout. Tegenover de ingang van de Keizerlijke stad zie je een vlaggentoren. Tyfoons in de regio hadden vroeger de hoge vlaggenmast vernietigd. Om naar de keizerlijke stad te gaan zijn er drie bruggen over een gracht. Deze middelste toegang diende vroeger enkel voor de keizer. Deze was nu ook met een hekken afgesloten. Het voetvolk en de mandarijnen vroeger en de toeristen nu moesten de andere twee ingangen gebruiken. Je staat nu voor de keizerlijke stad die omringd is door een 2,5 km lange en 5 m hoge muur. De keizerlijke stad heeft in iedere windrichting een toegangspoort.
Bij het passeren van de toegangspoort valt op hoe dik de muren zijn. Via ingangen in de vleugels kwamen soldaten, paarden en olifanten de keizerlijke stad binnen. Er liep hier zelfs een olifant rond met toeristen. In de nek van de olifant zat een man, gekleed in felgekleurde zijden stoffen, die de olifant bestuurde. Deze man had de kledij aan, zoals ze vroeger hier rondliepen. Er loopt een brug over een lotusvijver (met koi vissen) naar een voorplein met twee terrassen op verschillende niveaus. Op dit plein van de Grote Ceremonieën kwamen vroeger de mandarijnen uit alle delen van het rijk samen om de keizer eer te bewijzen. Aan dit plein ligt dan het Thai-Hoa paleis, een bouwwerk met twee daken. Op de dakranden zie je draken figuren. Hier vonden er vroeger grote hofceremoniën plaats. Achter het Thai-Hoa paleis bevindt zich de Verboden Purperen stad. Hier bevonden zich de privé-vertrekken van de keizerlijke familie. Alleen de keizer en zijn familie mocht de Verboden stad betreden. De Verboden Purperen stad, 9 ha groot, is ook omringt met een muur. Dit deel van de Citadel heeft het meest geleden tijdens de Vietnam oorlog. Er is namelijk niet veel meer van over. De Amerikanen hebben hier ook hun bommen gegooid. Men wil wel de verboden stad weer opbouwen. Je ziet er gebouwen die in de stellingen staan en die men aan het restaureren is. Helaas weet men niet meer hoe de verboden stad er volledig voor de verwoesting uitzag. Men mag enkel de gebouwen restaureren of heropbouwen waar er nog plannen van bestaan. De bibliotheek in de verboden stad is inmiddels gerestaureerd en dit kan je bewonderen. De daken zijn rijk versierd met beelden van draken en mandarijnen. Voor de bibliotheek ligt er een fraaie vijver met een miniatuurrotstuin. Verder viel mij op dat de pilaren van de tempels en de daken van hardhout, donkerrood zijn gelakt en het plafond was daarbij ook nog versiert met goudkleurige drakenmotieven. Dit is een eeuwenoude kunst, oorspronkelijk afkomstig van China. Verder kan je hier veel zwart wit foto’s van vroegere tijden over Hué en de keizerlijke stad aan een lange wand zien hangen. Op de zijdelingse toegangspoort van de keizerlijke stad, die we passeren kan je prachtige mozaïekversieringen zien. Deze versieringen over de volledige toegangspoort, maakt het geheel prachtig. Ook op de ramen, en de draken figuren op de tempels kan je deze mozaïekversieringen bewonderen. Verder langs de zijkant zien we nog the-Mieutempel en het Hien-Lampaviljoen. Dit paviljoen heeft 2 verdiepingen en drie daken. Dit gebouw is gewijd aan hen die het leven gaven voor de stichting van de Nguyen dynastie. Op de binnenplaats van dit paviljoen staan negen dynastieke urnen. Ze vormen het symbool voor de macht en stabiliteit van de Nguyen dynastie. Iedere urn stelt een vorst voor. Op iedere urn staan 17 verschillende afbeeldingen (oa planten, dieren, schepen, kanonnen,…)

Bij het rijden langs de Parfum rivier zie je veel baggerbootjes, die de Parfum rivier uitbaggeren. Langs de rivier zie je veel plaatsen waar er zandhopen liggen. Het zand en de stenen worden dan verder gebruikt voor de bouw.

Op de bergflanken tussen het groen en naast de rijweg zie je verschillende graven. Ook bij de huizen zie je offerblokken, een soort minitempel waarin je oa wierrookstokjes, beeldjes, potjes of bloemen kon zien. Nabij ons hotel was er zelfs één opgehangen in een boom langs de straat.

Wat mij ook opvalt is dat hier in Hué en omstreken meer huizen zijn die breder zijn. Sommige hebben verroeste golfplaten op het dak, andere huizen maken gebruik van dakpannen.

We zijn naar 2 praalgraven gaan kijken van de keizer Minh Mang (2e keizer van de Nguyen dynastie: regeerde van 1820 tot 1840) en later van de keizer Khai Dinh (12de en voorlaatste keizer van de Nguyen dynastie: regeerde van 1916 tot 1925). In totaal zijn er nog 7 tomben. De overige keizers zijn in ballingschap gestorven. De tomben liggen verspreid over de heuvels ten zuiden van Hué. Elke keizer ontwierp zijn eigen grafmonument en liet dat bouwen op een plaats die met grootste zorgvuldigheid door waarzeggers was uitgekozen. Vooral van belang daarbij was dat de begraafplaats harmonieus in het landschap paste. De tomben waren meer dan alleen een laatste rustplaats. Ze lagen in fraaie tuinen, met tempels en paviljoens, en het geheel diende tijdens het leven van de keizer als ontspanningsoord.
Minh Mang heeft zijn graf zelf ontworpen, maar is pas na zijn dood gebouwd door zijn opvolger. Aan de ingang komen we terecht op het Erehof, met aan weerskanten stenen beelden van olifanten, paarden, griffioenen en mandarijnen. Via een trap met een fraaie leuning bereikt u het paviljoen van de stèle. De inscriptie op de stèle houdt de herinnering hoog aan keizer Minh Mang. Achter het paviljoen gaan we via een poort naar een binnenplaats. De tempel tegenover de poort is gewijd aan Minh Mang en zijn eerste echtgenote. Er lopen hier drie stenen bruggen naar toe. Alleen de keizer mocht de middelste gebruiken. We konden deze keer wel de middelste brug nemen over het water nemen naar deze tempel. Verder zag je achter de tempel, links en rechts 2 obelisken staan. De keizerlijk tombe was hier niet toegankelijk voor het publiek. Er is hier op dit domein een prachtig meer aanwezig, waar je zelfs tot rust zou kunnen komen.

Oei, een korte maar hevige regenbui. Net op tijd terug in de bus en nu zijn we op weg naar het graf van Khai Dinh. Dit zag er weer indrukwekkend uit. De begraafplaats is gebouwd op de helling van een heuvel. Keizer Khai Dinh gaf aanwijzingen voor de bouw van zijn mausoleum, maar zijn opvolger maakte het af. Het grafmonument is gebouwd tussen 1920 en 1931. Door de vermenging van Vietnamese en Europese stijlen wijkt de begraafplaats af van de overige tomben. Het gebruikte bouwmateriaal bestaat niet uit bakstenen, maar is van gewapend beton. De zwarte kleur van de gebouwen is ten gevolge van de regenval. Met de eerste trap, afgewerkt met leuningen van draken, komen we terecht op een binnenplaats met aan weerszijden rijen stenen beelden van paarden, olifanten en mandarijnen. Verder zie je ook 2 spitse torens staan en een achthoekig gebouwtje. Nog twee trappen nemen en we zijn op het hoogste niveau. Hier staat het paleis met 3 zalen. Indrukwekkend wat je binnenin ziet! De muren zijn bedekt met mozaïek van stukjes glas en porselein. Je kan er op de muren een versiering zien van bloemen uit de vier jaargetijden. Ook het plafond is prachtig beschilderd. In de zaal erachter bevindt zich op een platform, onder een vierkante parasol versierd met keramiek, het vergulde beeld van keizer Khai Dinh op zijn troon. Diep onder het platform ligt het stoffelijke overschot van de keizer.

In de verschillende Vietnamese restaurants is er een menu samengesteld met ongeveer een tiental schotels. Hieronder heb je schotels met gefrituurde spring rolls, met varkensvlees, met kip, met vis, met groenten, met plakrijst, met een fruit dessert, met soep,…. Meestal heb je een pikante en een zoete saus erbij. Verder nog een groot Saigon bier bestellen om de dorst te lessen. De frisdranken waren gekoeld, maar ze vergeten hier het bier in de koelkast te zetten. Regelmatig moesten we de opdienster terugzenden om gekoeld bier te gaan halen. De opdienster legt soms de servet op uw schoot. De verschillende schotels volgen met een snel tempo elkaar op. Van zodra het leeg is komt er een andere in de plaats. Je gebruikt meestal het zelfde bord voor al deze schotels. De soep kan je in een kom doen en met de slurplepel opdrinken. Je kan 2 stokjes gebruiken, maar meestel leggen ze ook een mes en vork ter beschikking. Er waren voor mij schotels die lekker waren, maar er waren ook schotels die minder mijn smaak waren. Vooral de rijst was overal zeer goed. Als dessert kregen we eens een zoet snoepje dat omwikkeld was in een palmblad. Dit was een lekkere locale specialiteit.
In Hué zijn we ook gaan eten in een Frans restaurant “La Carambole”. Hier konden we terug eens biefstuk friet eten.

Of het nu bij het bereiden van de maaltijd is, in de traditionele geneeskunst of bij het bouwen van huizen: overal volgen de Vietnamezen het principe van yin en yang. Ze bezien alles in het spanningsveld van tegengestelde krachten. Hun streven is steeds gericht op het bewaren van evenwicht en harmonie. Sommige spijzen bij het eten werken verkoelend op het lichaam zoals oa gekookt kippenvlees, komkommer en bananen (veel yin). Andere leiden tot lichamelijke verhitting waaronder oa gember, peper, koriander, knoflook, lams en rundsvlees (veel yang).
Een goed gerecht zorgt voor een balans tussen beide elementen. Ik heb hier geen gekruide gerechten gegeten waar men volledige mond en keel van in brand stond. Inderdaad, teveel yang moeten we ook niet hebben.

Voor gezondheid betekend dit dat de geest en het lichaam met elkaar in harmonie zijn. Men gaat hier de energiestromen vrijmaken en in balans brengen. In de parken en rond de meren heb ik enkele mensen Tai Chi of rustige turnoefeningen zien doen. Kwestie om fit te blijven zeker en de energiestromen vrij te maken in hun lichaam. Je hebt bij het zien hiervan soms de indruk dat men in het oosten een angst heeft om vooruit te geraken en dat men wil blijven stilstaan bij wat men heeft. Bij ons is er bij de meeste mensen een angst om stil te staan en dat men steeds vooruit wil geraken. We zijn nooit tevreden en willen meerdere en grotere doelen bereiken, met stress tot gevolg.

Negatieve energie komt uit het noorden, zodat de hoofdingang van een gebouw op het zuiden moet liggen. In het noorden moeten bergen liggen, in het zuiden moet zich een open terrein met water uitstrekken. Dit principe pasten de keizers toe bij keuze van hun begraafplaats.

Bij het wandelen in de straten van Hué, zag ik plots dat men in twee tonnen stoffen doeken aan het verbranden was. Bij navraag hierover, bleek dat er een overlijden was. Er was achteraan het gebouw een plechtigheid aan de gang, waarvan ik niet duidelijk kon waarnemen wat er gebeurde. Een overledene in de familie gaat men normaal 3 à 4 dagen opbaren. In de komende dagen gaat men nog meer van zijn persoonlijke bezittingen verbranden. Dit doet men opdat hij het in het hiernamaals goed zou hebben. Plots werd er een zak met snoepen op straat gegooid. De kinderen in de straat begonnen de snoepen op te rapen. Men gelooft door dit te doen dat er welvaart zal zijn voor de nabestaanden.
Men gelooft dat de zielen leven onder de mensen. De ziel kan kijken over die van de levende. Vandaar de graven midden in de rijstvelden. De ziel van de overledene kan toezicht houden op de werkenden op het rijstveld. Men gaat de overledene begraven voor 3 jaar. Men aanziet dit als een tussenstadium waar de ziel niet in de hel of het paradijs is. Na 3 jaar gaat men het lichaam terug uit het graf halen en gaat men de botten afkuisen. Nadien gaan ze de botten terug begraven en laat men de overledene dan met rust.

Een ander gebruik dat men toepast bij kinderen, is bij het slapen een mes onder het hoofdkussen plaatsen. Men gelooft dat dit de kinderen zal beschermen tegen negatieve dromen. Het mes trekt namelijk al het negatieve aan.

Plots weerklonk er een bel in de straten. Dit was de vuilkar die passeerde. Iedereen kwam in een plastiekzakje zijn afval brengen. De vuilkar was geen gemotoriseerd voertuig, maar eerder een afvalcontainer die een vuilnisman voortduwde. Het viel mij ook op dat er op verschillende plaatsen veel afval lag langs de wegen.

We vertrekken naar de stad Danang, een havenstad met 600000 inwoners. De vierde grootste stad van Vietnam. We passeren langs de zee. In de rijstvelden zie je vogelverschrikkers opduiken. Men plaatst stokken, met een plastiekzak er aan gebonden, in de rijstvelden. In het water kan je de sampans zien liggen. De paden tussen de rijstvelden liggen er toch ook drassig bij. Kinderen geven hier een demonstratie, door op de rug van de buffel te staan. Ze willen natuurlijk hiervoor geld hebben. Het bedelen naar toeristen toe zit hier toch ingebakken. Eigenlijk is het beter om geen geld of snoep aan die bedelende kinderen te geven. Door snoep kunnen ze slechte tanden krijgen en hebben ze geen geld voor een tandarts. Voor hen is het een gewoonte geworden om te bedelen voor geld. Zo zien ze geen andere mogelijkheden meer om aan geld te geraken. Wil je hun helpen dan is het beter je geld te geven voor goede doelen, zoals investeringen in onderwijs.

Verder zie je langs de waterwegen huizen op palen staan. Ik zag ook langs het water een bamboeconstructie met gebogen bamboestokken. Door middel hiervan brengen ze materialen uit de schepen op het droge. Met simpele middelen zoals de bamboe gaan ze een hijskraan vervangen.

Voor de Vietnamezen, symboliseren de waterbuffel en de bamboe Vietnam. Met de waterbuffel willen ze aangeven dat ze een werkvolk zijn en met de bamboe geven ze aan dat ze een dichte bevolking (een sterke eenheid) zijn.

Bij het binnen en buiten rijden van een stad moet je hier tol betalen. Dit is ook het geval bij tunnels.

Aangekomen in Danang zijn we naar het Cham museum geweest, met een fraaie collectie Cham kunst. De streek waarin Danang ligt, maakte eeuwenlang deel uit van het koninkrijk Champa. Dit hindoerijk strekte zich uit van even ten noorden van Danang tot in het zuiden van Vietnam. De collectie in het museum telt meer dan driehonderd beelden van zandsteen. De beelden dateren uit de 7de tot de 15de eeuw. De beelden uit de periode voor de 10de eeuw verraden voornamelijk hindoe-invloeden uit India en Indonesië. In de periode tussen de 10de en 15de eeuw overheersten Khmer invloeden uit Cambodja. In het Hindoeïsme zijn er 3 goden belangrijk om te eren: Pragna (de schepper); Vishnu (de beschermer) en Shiva (de vernietiger). Er staan in het museum prachtige beelden van de Hindoegod Ganesha met olifantenkop en een 2 meter hoog beeld van Shiva . Ook de afbeelding van de op een slang liggende Vishnu behoort tot de mooiste stukken in het museum. Verder zie je hier schitterende reliëfs met beelden van rondborstige danseressen en musici. De borsten in de beelden zijn duidelijk zichtbaar om de vruchtbaarheid aan te geven.

Bij het doorrijden van Danang zien we een tamelijk moderne stad met veel moderne winkels en hoge buildings. Het werd tijdens de Vietnam oorlog zwaar getroffen en na 1975 werd het terug opgebouwd tot een moderne stad. Hier in Danang arriveerden de eerste Amerikaanse gevechtstroepen op Vietnamese bodem.

We rijden door en passeren de marmerbergen. De marmerbergen danken hun naam aan de marmer dat de heuvels voorbrengen.
Hier is er activiteit van beeldhouwkunst. Met een mondmasker aan lag de marmerbewerker op zijn kruiwagen een middagdutje te doen in het werkatelier. In de winkel zag je mooie marmerbeelden staan.

We komen met de bus aan in Hoi An. Eerst zijn we naar een fabriek geweest waar ze zijde vervaardigen. De levende rupsen zijn in het atelier aan het groeien. Na het koken van de cocon, kan men met een verouderde machine de zijdedraad afwikkelen. Ze geven daar een demonstratie van hun voorhistorische weefgetouwmachines. Je ziet hier ook rijen jonge meisjes in een licht blauw werkpakje met de zijdedraad de handwerkartikelen aanmaken. Dit is een manueel werk met naald en draad en dus zeer arbeidsintensief. Ze verdienen hier 80 à 90 dollar per maand. In de winkel boven kun je een kledingstuk bestellen, die ze ter plaatse vervaardigen. De vrouwen van de groep zijn in deze winkel actief bezig aan het zoeken naar een koopje voor in hun kleerkast. De mannen missen eigenlijk hier een toog en halen dan hun creditkaart boven als de vrouw iets gevonden had. In het gebouw ernaast vervaardigen ze matten, houten snijwerk kunst en vervaardigen ze lampions omgeven met zijde.

Nadien zijn we te voet vertrokken naar het oude stadscentrum van Hoi An. Dit ziet er wel een sfeervol stadje uit aan de oever van de rivier. Het is hier precies een openluchtmuseum. De bevolking bestaat voor een deel uit Vietnamezen van Chinese afkomst die hun stempel op de stad hebben gedrukt. Er is ook een verbod van autoverkeer in het oude stadscentrum. In de 17de en 18de eeuw groeide Hoi An uit tot een belangrijke handelshaven. Men dreef er handel in porselein, zijde, kruiden, thee, noten en lakwerk. In de loop van de 19de eeuw slibde de mond van de rivier dicht, zodat grote schepen de stad niet meer konden bereiken. Dit betekende het einde van Hoi An als havenstad. De haven in Danang nam dan deze positie over.

We zijn eerst naar een Japanse brug gaan kijken over het water. In vroegere tijden was er ook een Japanse gemeenschap. Het is een 18 m lange Japanse brug, die overdekt is. Deze houten boogbrug is goed bewaard gebleven. De Japanse gemeenschap bouwde deze brug tussen 1593 en 1596 als verbinding tussen hun wijk en de wijk van de Chinese gemeenschap. De brede doorgang in het midden was bedoeld voor voetgangers en paarden, de smallere zijpaden voor handelaren. Het dak is versierd met blauwwitte porseleinen bordjes en bedekt met authentieke tegels. Twee stenen apen aan de ene kant van de brug en twee honden aan de andere kant bewaken de ingangen. Zij symboliseren het begin van de bouw in het jaar van de aap en de voltooiing in het jaar van de hond. Op het midden van de brug, aan de zijkant zie je ook nog een brugpagode. Je kan hier altijd je geld achterlaten in de “donation box”.


Bij het verder wandelen door deze stad, zie je dat de meeste muren overwegend een gele kleur hebben. Aan verschillende huizen hangen de lampions. Verder zie je dat voor de koopmanshuizen gebruik is gemaakt van duurzame materialen als hardhout en hardgebakken tegels. We zijn binnen gaan kijken in een koopmanshuis, die al door de achtste generatie bewoond zou worden. We kregen hier een welkomstdrankje (thee) van de gastvrouw. We kwamen eerst terecht in de woonkamer met antiek meubilair. Daar herken je de Japanse en Chinese invloeden. Je kan hier panelen zien met Chinese karakters en figuren op de pilaren van vliegende vogels. Een voorouderaltaar bevindt zich boven de deur. Verder zie je foto’s aan de muur hangen van de voorouders.
Daarna kom je in een middengedeelte in open lucht. Daarna kom je in de slaapkamer terecht. Bovenaan op het plafond was er een opening. Deze bovenverdieping diende vroeger als opslagruimte voor handelswaar die over de rivier werd aangevoerd. In het najaar kan Hoi An getroffen worden door overstromingen (het tyfoon seizoen). De verschillende huizen aan de rivier lopen daarbij onder water. Het water komt vaak tot aan de bovenverdieping. Je kan verschillende streepjes met het jaartal op de muur zien, hoe hoog het water is gekomen. Via de opening moesten ze al hun inboedel naar boven verhuizen. In de volgende ruimte, het achterdeel is er een keuken, waslavabo en een stapelruimte met oa een brommer en een fiets. Via de uitgang hier kom je terecht in een andere straat aan de rivier.

Op de boten zie je aan de voorkant 2 ogen geschilderd. Dit dient om de boze geesten te verdrijven. Het zijn kleurrijke boten die hier liggen op de rivier. Langs de rivier zijn we verder gewandeld en kwamen we terecht op de lokale markt van Hoi An. Op een bepaalde plaats was hij overdekt. Hier zie je alleen maar voedingswaren zoals groenten, fruit, eieren, vis en vlees. Het vlees ligt daar rauw op een tafel. Er rijden zelfs nog brommers in de smalle doorgang op de markt. Wat een stank toch door die brommer.

In ons hotel aan het strand hadden we het langste zwembad. Het was ongeveer 150 m lang.
Het was een hotel met saunafaciliteiten. Eigenlijk loop je hier elke dag in een sauna. Je kleren worden nat van het zweet. Over het algemeen is de kwaliteit van de hotels zeer goed in Vietnam. Weinig mankementen op te merken in de verschillende hotelkamers. Over het algemeen is het hotelpersoneel zeer vriendelijk en vertonen ze een glimlach op het gezicht. Er was hier ook een conferentie aan de gang. Het hotel was afgehuurd voor een bijeenkomst of feest van een bedrijf. Er was hier een optreden te zien van de Vietnamese Laura Lynn. Het zou een bekende Vietnamese zangeres zijn. We mochten ons niet mengen onder al deze uitgenodigde gasten aan het buffet. Gelukkig konden we in de bar nog eten en een Saigon bier drinken met op de achtergrond een optreden van Filippijnse zangeressen.

Aan het strand lag een ronde, dichtgepekte mand. Je kan ze soms langs de weg zien aan de voorgevel van een huis. De vissers gebruiken deze manden om naar wal te peddelen.

We zijn nu op weg naar de Cham tempels van My Son. Met een minibusje (of sommigen met een jeep) zijn we verder in het bosrijke gebied getrokken naar de plaats waar we de wandeling kunnen beginnen naar de tempelstad. Aan de ingang staat er een overzichtsplan van de verschillende complexen. De tempels zijn in groepen ingedeeld en van een letter voorzien. De belangrijkse tempelgroepen zijn B, C en D. De tempels zijn omringd door heuvels en de tempelstad is genoemd naar de heuvel My Son (Mooie heuvel). Je kan hem zien met de vorm van een scherpe tand aan de top. Van de 4de tot de 7de eeuw werd er hout in plaats van baksteen gebruikt als bouwmateriaal. Van deze vroegere tempels is er niets meer over. De ruïnes en tempels die we er nu nog kunnen zien dateren uit de 7de tot de 13e eeuw. My Son was het voornaamste tempelterrein van de Cham. Dit was het culturele en religieuze centrum van het rijk en is het langst in gebruik gebleven. De groep bestaat uit een hoofdheiligdom, bibliotheek en enkele bijgebouwen. Je kan hier ruïnes zien met een golvend dak of met een piramide vormig dak. Het terrein ligt ook bezaaid met brokstukken van zuilen. De wanden van de tempels en gevels kunnen versiert zijn met beelden. De ruïnes vertonen op de daken begroeiing van tropisch groen. Een langgerekt gebouw werd gebruikt om rituele voorwerpen te bewaren. Tussen de verschillende bakstenen is er geen cement te vinden. Men gebruikte heet water om de opgestapelde stenen bij elkaar te houden. Dit getuigt dan ook van een groot bouwkundige inzicht van de Cham. Bij het poseren voor een foto leunde ik met mijn hand tegen een steen van een ruïne. Oei, voorzichtig, de steen begon weg te schuiven.
De Amerikanen hebben tijdens de oorlog B-52 bombardementen uitgevoerd op de tempelstad. De verwoesting was enorm en sommige tempels zijn teruggebracht tot een stapel stenen. Van de oorspronkelijke 70 bouwwerken bleven er slechts 20 min of meer gespaard. Sommige ruïnes staan in de stellingen of worden gestut en staan onder een afdak. Je kan hier ook een B-52 bommenkrater zien. Helaas zijn er weinig vorderingen te bemerkingen in de restauratie van deze vernietigde tempels.

Nog eventjes gaan afkoelen met een Saigon biertje op een terrasje in het stadscentrum van Hoi An in den “TamTam”. Ziezo, de rondreis in het centrum van Vietnam is nu ook achter de rug.